Beroepsbeeld
Als kunstschilder schilder je met verf een portret, een landschap, een voorwerp of een ander onderwerp op een ondergrond. Je kan als ondergrond een doek gebruiken, maar ook een houten paneel, een stenen muur, een pleisterlaag, een stuk papier en dergelijke. Je kan als kunstschilder verschillende technieken toepassen om je schilderij te maken. Sommige kunstschilders werken met olieverf, maar ook waterverf, plakkaatverf en acrylverf worden gebruikt. Je kan werken met een penseel, borstel of met een paletmes.
Als kunstschilder volg je vaak een bepaalde stroming of creëer je een eigen stijl. Je kan je toeleggen op bepaalde deelgebieden, zoals het schilderen van portretten, landschappen of stillevens. Vaak maak je eerst een schets of een tekening op papier om een nieuw werk voor te bereiden. Je bent vrij in het kiezen van het onderwerp van je kunstwerk, tenzij je in opdracht van een klant werkt.
Om je werken bekendheid te geven en te tonen aan potentiële kopers, neem je deel aan kunstexposities.
Beroepseisen
Als kunstschilder moet je jouw ideeën en emoties op het schilderdoek kunnen vastleggen. Je hebt een grote dosis creativiteit nodig en je moet geconcentreerd kunnen werken, soms vele uren na elkaar. Je beheerst de basistechnieken van het schilderen en je kan werken met verschillende soorten verf op verschillende ondergronden.
Bovendien moet je in staat zijn om vlot contact te leggen met potentiële kopers van je werk. Je moet je klanten kunnen overtuigen van de kwaliteit van je kunstwerken en goede communicatieve vaardigheden bezitten.
Werkomstandigheden
Als kunstschilder werk je als zelfstandige in je eigen atelier. Sommige kunstschilders combineren hun werk met een deeltijdse baan als docent creatieve vakken in het onderwijs.